Hoofdstuk 2:
Tekenen

In autocad kunnen we verschillende objecten tekenen. Zoals enkele lijnen, polygonen, gebogen lijnen, arceringen, tekst en 3D-objecten. We behandelen de meest gebruikte. Maar eerst behandelen we wat een lijn in autocad nu precies is, waar die uit is opgebouwd en wat je het beste met welke objecten kunt tekenen.
 

We kunnen drie verschillende lijnen tekenen in autocad: hulplijnen, polygonen en gebogen lijnen. Leer jezelf aan om alles in polygonen (polylines) te tekenen.
Het voordeel van een polyline is dat deze later na te bewerken is.
Alle onderdelen in het stuk polygonen zijn polylines.
Gebogen lijnen en hulplijnen zijn nadat we ze getekend hebben ook om te zetten in polylines. Dit doe je met behulp van het commando poly_edit (zie hoofdstuk modificeren). Dit is echter een tijdrovend en omslachtig werk.
Op de volgende pagina’s worden de meest gebruikte objecten besproken.
 

De opbouw van lijnen

Elke lijn heeft een aantal handels, beter bekend als vertex: dit zijn de punten waaraan je een lijn kan oppakken. Deze punten gebruiken we voor het verlengen of verplaatsen van een hoekpunt.

Het strechen van een polyline: door op de polyline te klikken worden de handels zichtbaar. Klik nu op een handel: hij wordt rood. Verplaats de muis naar het gewenste punt en klik nogmaals. Wil je meerdere punten tegelijkertijd verplaatsen houdt dan de shift-knop ingedrukt, selecteer dan meerdere punten, kies een van de punten als basis punt en verplaats alle punten naar het nieuwe punt.
Als je rechte lijnen wilt tekenen dan is daarvoor een handig hulpmiddel: ortho. Als ortho aanstaat teken je altijd orthogonale, dus rechte lijnen. Ortho zet je aan door op F8 te drukken of te dubbelklikken in de statusbar op het woord ortho.
Relatieve coördinaten
Je kan lijnen tekenen door met je muis lijnen te trekken en door met je muis aan te geven waar de hoekpunten moeten komen. Je kan ook coördinaten invoeren. Dat kan op twee mogelijkheden: je kan ze absoluut invoeren ten opzichte van het nulpunt of relatief ten opzichte van het vorige punt. Relatieve coördinaten voer je in door voor de coördinaat een @ in te typen. Bijvoorbeeld “@100,200” dit houdt in dat we relatief ten opzichten van het vorige punt 100 in postive richting over de x-as verplaatsen en plus 200 over de y-as. Je kan ook de lengte en de hoek aan geven. Bijvoorbeeld “@100,<45” dit is een verplaatsing over 100 units onder een hoek van 45 graden.

De verschillende soorten:
 

Line: De is een enkelvoudige lijn die opgebouwd is uit drie handels. Je kan beter een polyline gebruiken: die heeft meer opties en is makelijker na te bewerken.

Polyline: De meest gebruikte lijn. Hij is opgebouwd uit één handel per hoekpunt. Aan het polyline commando kan je nog een aantal extra opties toevoegen voor exporteren en undo. Teken zoveel mogelijk in gesloten polylines. Dit doe je door vóórdat je het laatste lijnstuk tekent Close te typen in de commandline.

Polygon: een gesloten polyline waarvan je het aantal zijden kan bepalen, bijvoorbeeld een achthoek.

Rectangle: een gesloten polyline in de vorm van een recht hoek.

Arc: een boog bestaande uit drie handels: begin, midden en eind. Je kan een arc op verschillende manieren maken, bijvoorbeeld: startpunt, middelpunt en eindpunt.

Circle: een cirkel bestaande uit vijf handels; elk kwart één en één in het midden. De verschillende  manieren om de cirkel te maken zijn: middelpunt en de radius of middelpunt en de diameter, of realtime.

Ellips: eigenlijk hetzelfde als een cirkel maar met verschillende opties.

 

terug naar inhoudsopgave