Hoofdstuk 1: AutoCAD, het begin, de interface

Nadat we het programma hebben opgestart, verschijnt het onderstaande scherm (zie figuur 1). Dit is de interface van het programma. Het is het communicatiemiddel tussen jou en de computer. Door commando’s in te typen of met de muis aan te klikken kunnen we een tekening maken.
De interface is opgebouwd uit een aantal onderdelen.

Opbouw van het scherm

Het scherm is opgebouwd uit acht onderdelen:

Het grafische scherm
Dit is het tekenveld: de hele tekening wordt hier gemaakt. Deze ruimte is driedimensionaal en heel erg groot, maar niet oneindig. Bij normale tekeningen, dus niet heel Nederland schaal 1:1 tekenen, zullen we het einde niet bereiken.

De pull-down menu’s
De standaard lay-out die in alle windows programma’s zit, uitgebreid met bijna alle autocad menu’s.

De toolbars
In de toolbars zitten knoppen (iconen) waarmee commado’s aan de computer gegeven kunnen worden. Toolbars zijn er in twee mogelijkheden: vaste toolbars (dockedtoolbar) of zwevende toolbars (floatingtoolbars). De toolbars kun je zelf aan- of uitzetten.

De cursor
Met de cursor teken je door de muis te verplaatsen.

De sliders
Hiermee kan je de tekening verschuiven. Dit kan ook met de pan functie (zie het hoofdstuk over manoeuvreren door de tekening.)

De statusbar

In de statusbar ziet men welke tekenhulpfuncties actief zijn en de coördinaten van de cursor.

De commandline
Op de commmandline kan je commando’s intypen of de coördinaten van een lijn invoeren. Elke opdracht wordt hierin weergegeven. In de commandline communiceert autocad met de gebruiker. Je kan de commandline met de functie F2 ook in een apart scherm oproepen. Hierin staan dan de laatste 300 commando’s. Zie figuur 2.


Figuur 1
 
 
 


Figuur 2

terug naar inhoudsopgave